vrijdag 29 juni 2018

Stemmen met computers?

Het is alweer lang geleden (2006?) dat Rob Gonggrijp mij totaal onverwacht thuis opbelde en mij betrok bij zijn project WijVertrouwenStemcomputersNiet. Rob had voor het eerst met een SDU stemcomputer gestemd en voelde direct aan dat dit een oncontroleerbare methode was. Ik had al jaren een web pagina over stemcomputers die vooral over Nedap machines ging en Rob had die pagina gelezen.
Het clubje dat vervolgens ontstond heeft er in geresulteerd dat de Nedap en SDU stemcomputers in Nederland en in Duitsland niet langer gebruikt mogen worden. Een afschrijving van zo'n 70 miljoen Euro. Daarmee waren wij een van de meest invloedrijke Nederlandse actiegroepen ooit.
De commissie Korthals-Altes heeft vervolgens een gedegen programma van eisen voor het stemproces opgesteld. Zo'n programma van eisen bestond voor die tijd niet, maar het is wel duidelijk dat de schrijvers van de kieswet, die van toepassing was voordat de Nedap stemcomputers hun intrede deden, daar destijds heel goed over hadden nagedacht.
Die kieswet beschrijft het stemproces in detail, zonder aan te geven waarom bepaalde stappen nuttig zijn, maar wie daar even bij nadenkt beseft snel dat de meeste stappen te maken hebben met stemgeheim en controleerbaarheid van het verkiezingsproces.

Wat is er toch zo moeilijk aan verziezingen?

Er is een compromis nodig tussen de volgende acht wenselijkheden (overgenomen uit Eindrapport Commissie-Korthals Altes 'Stemmen met vertrouwen'):
TransparantieHet verkiezingsproces moet zo zijn ingericht, dat het helder van structuur en opzet is, zodat in beginsel iedereen inzicht in de structuur ervan kan hebben. Er zijn in het verkiezingsproces geen geheimen. Vragen moeten beantwoord kunnen worden; de antwoorden moeten controleerbaar en verifieerbaar zijn
Controleer­baar­heidHet verkiezingsproces moet objectief controleerbaar zijn. De controleinstrumenten kunnen, afhankelijk van de vorm van stemmen waartoe wordt besloten, verschillen.
IntegriteitHet verkiezingsproces moet correct verlopen en de uitkomst mag niet beïnvloedbaar zijn anders dan door het uitbrengen van rechtmatige stemmen.
Kies­gerechtig­heidAlleen kiesgerechtigde personen mogen aan de verkiezing deelnemen.
StemvrijheidIedere kiesgerechtigde moet bij het uitbrengen van zijn of haar stem zijn of haar keuze in alle vrijheid, vrij van beïnvloeding, kunnen bepalen.
StemgeheimHet moet onmogelijk zijn om een verband te leggen tussen de identiteit van de persoon die de stem uitbrengt en de inhoud van de uitgebrachte stem. Het proces moet zodanig zijn ingericht, dat het onmogelijk is de kiezer te laten aantonen hoe hij of zij gestemd heeft.
UniciteitIedere kiesgerechtigde mag, gegeven het Nederlandse kiesstelsel, één stem per verkiezing uitbrengen, die bij de stemopneming precies één keer meegeteld mag en moet worden.
Toegankelijk­heidKiesgerechtigden moeten zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld worden om direct deel te nemen aan het verkiezingsproces. Indien dat onmogelijk is, moet de mogelijkheid openstaan om indirect – door het verlenen van een volmacht – aan de verkiezing deel te nemen.

Met name de tweede zin van het punt Stemgeheim is bijzonder. Kiezers mogen niet kunnen bewijzen hoe zij hebben gestemd. De reden voor deze eis is dat we het onwenselijk vinden dat kiezers hun stem kunnen verkopen voor geld of gunsten. Het gevolg van deze eis is dat het uitbrengen van een stem in een beschermde omgeving moet gebeuren; in een stemlokaal dus. Daarbij is de regel dat kiezers zich bij het invullen van hun biljet niet mogen laten helpen. Uitzonderingen op die regel worden gemaakt voor kiezers die door een lichamelijke handicap niet in staat zijn zelfstandig hun biljet in te vullen en voor kiezers die - wegens verblijf in het buitenland - niet in staat zijn persoonlijk naar een stemlokaal te komen.

Het moet in deze tijd toch mogelijk zijn met een app op mijn smart-phone te stemmen?

Dat kan niet in verband met het stemgeheim. Stemmen met je smart phone kan in een onveilige omgeving gebeuren en dat betekent dat het stemgeheim niet gegarandeerd is. Je zou je stem kunnen verkopen en dat vinden we onwenselijk; dus moet het systeem dat zo moeilijk mogelijk maken.

Stemmen moet op papier

De enige techniek die het op grote schaal stelen of vervalsen van stemmen (ook voor insiders) zeer moeilijk maakt is de stem door de kiezer op papier te laten vastleggen. Er is nog altijd geen andere techniek bekend die minstens zo fraudebestendig, controleerbaar, transparant en betaalbaar is. Het vervangen, veranderen, laten verdwijnen of toevoegen van grote hoeveelheden stembiljetten is ontzettend moeilijk. Niemand kan (zonder een eigen papierfabriek) honderdduizenden stembiljetten echt laten verdwijnen. Zonder eigen drukpers kun je ze ook niet in zulke aantallen laten ontstaan. Voor het transport van zulke hoeveelheiden heb je vrachtauto's nodig. Papierfabrieken en drukkerijen zijn zelden eenmanszaken; dus moet al je personeel wegsturen en zelf de machines bedienen. Dat valt op. Het grote voordeel van papier is juist dat het omvangrijk is, de stemmen zijn door mensen leesbaar zonder technische hulpmiddelen en de stemmen zijn moeilijk te veranderen. (Het gebruikte potlood is rood omdat dit de moeilijkst uitgumbare kleur is.)

Op grote schaal fraude plegen met papieren stembiljetten vergt een grote groep medeplichtigen. Zo'n operatie geheim houden is eigenlijk niet te doen.

Kan het dan echt niet wat makkelijk dan met die grote biljetten?

Dat kan zeker wel. Er wordt gewerkt aan experimenten met getrapt stemmen. Getrapt stemmen betekent dat het stembiljet twee rijen hokjes krijgt. Door een hokje in de eerste rij in te kleuren geeft de kiezer aan op welke partij de stem is. Met het hokje in de tweede rij geeft de kiezer aan op welke kandidaat van die partij de stem is.
Als geen hokje in de tweede rij is ingekleurd geldt de stem als op de lijsttrekker van de partij. Ook als in de tweede rij een hokje is ingekleurd dat niet correspondeert met een kandidaat (de kandidatenlijst is korter), dan geldt de stem als op de lijsttrekker van de partij. Een overzicht van de partijnummers en alle kandidaten van al die partijen hangt in elk stemhokje.

Het voordeel van dit systeem is dat de stembiljetten veel kleiner kunnen worden. Dat maakt lezen en tellen met een optische scanner mogelijk. Ook zijn hulpmiddelen te bedenken waarmee blinden zelfstandig hun biljet kunnen invullen. Nadeel is dat het uitbrengen van een stem iets ingewikkelder wordt. Sommige mensen krijgen het met de huidige biljetten al voor elkaar om hun stem ongeldig te maken terwijl ze dit waar­schijn­lijk niet van plan waren. Experimenten zijn nodig om een optimaal biljet met handleiding voor getrapt stemmen te ontwikkelen.

Kan de controleerbaarheid van het telproces niet beter?

Er wordt gewerkt aan verplichte publicatie van de uitslag van elk stemlokaal op Internet. Dat maakt het voor iedereen mogelijk het proces van totaliseren binnen de gemeente te controleren. Daarnaast vind ik dat de uitslag in een stemlokaal direct na vaststelling achter een vanaf de straat toegankelijke ruit van dat lokaal moet worden gepubliceerd op een formulier waarop ook de handtekeningen van alle betrokken stemmentellers staan. Zo kan iedereen controleren dat die uitslag van dat stemlokaal overeenkomt met de latere publicatie op Internet.

Kan de controleerbaarheid van het telproces ook slechter?

Ongelofelijk genoeg moet ik deze vraag ook met ja beantwoorden. Er zijn gemeenten die het tellen in elk afzonderlijk stemlokaal willen vervangen door tellen op een centrale lokatie. Dat betekent dat de stembussen (in elk geval de ongetelde biljetten) naar een centrale plaats vervoerd moeten worden. Dat biedt akelig veel mogelijkheden voor fraude. Wat mij betreft moet het tellen direct na sluiting van de stemming in het stemlokaal gebeuren en kiezers moeten uitdrukkelijk welkom zijn om dat proces met eigen ogen gade te slaan.

Korting-gekte met zorgverzekeringen

Volgens een bericht in het Algemeen Dagblad van 28 juni 2018 "Nep-korting bij collectieve zorgpolis op de helling" verstrekken sommige zorgverzekeraars collectieviteits-kortingen die gebaseerd zijn op - veel te hoge - flauwekulprijzen. Minister Bruno Bruins voor Medische Zorg (VVD) is van plan dat te bestrijden door het kortingspercentage te beperken tot 5%. Dat is wel een erg minimalistische ingreep.

Ik vermoed dat dit juridisch is aan te pakken met dezelfde wetten die gewone en web-winkels verbieden kortingen te geven ten opzichte van prijzen die nooit in die winkels zijn gevraagd. De minister vindt ook dat meer dan 50 000 varianten van basis­ver­zekering­polis de zaak onoverzichtelijk maken voor de burgers die zorgverzekeringen willen vergelijken. Ik zou zeggen: doe daar ook wat aan, beter laat dan nooit.

De gepaste straf voor zulke verzekeraars is natuurlijk dat ze alsnog - dus met terugwerkende kracht - het beloofde kortingspercentage moeten berekenen ten opzichte van de prijs die ze daadwerkelijk in rekening brengen of brachten aan verzekerden die (nagenoeg) dezelfde dekking hadden, maar niet onder het criterium voor de korting vielen.

Het kan simpeler

De minister zou natuurlijk ook gewoon kunnen eisen dat alle zorgverzekeraars exact dezelfde basisverzekering gaan aanbieden. Dus geen gezeik dat je bij sommige verzekeringen - voor niet-spoedeisende zaken - alleen bij gecontracteerde instanties terecht kunt. Dat is toch vooral een verschuiving van kosten en geen besparing. Ook variaties met meer of minder eigen risico of vergoeding van enkele zaken die buiten de verplichte basisverzekering vallen zijn voor basisverzekeringen dan niet meer toegestaan, evenmin als collectiviteitskortingen. Zo maken we het systeem ook solidair.

De zorgverzekeraars kunnen zich dan alleen nog onderscheiden in de aanvullende verzekeringen die ze aanbieden. Ik weet zeker dat ze daar ook vele duizenden varianten in kunnen verzinnen. Wat er aanvullend verzekerd wordt, is niet essentiële zorg (althans, dat is de achterliggende gedachte). Het is redelijk dat de staat zich daar niet te veel mee bemoeit.

Maar het kan nóg veel simpeler

De basisverzekering wordt vervangen door een nationale gezondheidszorg die door de staat wordt geregeld; net als de NHS in Engeland. De staat gaat dan de vergoedingen vaststellen voor alle medische zaken die onder deze nationale gezondsheidszorg vallen.

Daar zal een belastingverhoging voor nodig zijn die ongeveer gelijk is aan wat we nu betalen voor de basisverzekering, verminderd met wat we nu indirect betalen voor de jaarlijkse wervingscampagnes voor de basisverzekeringen. Denk maar niet dat het advertentie-circus aan het eind van ieder jaar geen geld kost; dat betalen we uiteindelijk allemaal zelf. Vooral de advertentie-industrie wordt daar beter van; de rest van Nederland niet. Kapitalisme leidt niet altijd tot efficiëntie.

Maar zolang de VVD in de regering zit gaat een nationale gezondheidszorg er heus niet van komen.

maandag 18 juni 2018

Orgaandonatie

De nieuwe wet op de orgaandonatie is met een zeer geringe meerderheid door zowel de tweede als de eerste kamer aangenomen. Vanaf zomer 2020 zal de nieuwe wet van kracht zijn. Gezien de geringe meerderheid is deze wet behoorlijk controversieel. Het zou natuurlijk prachtig zijn als iedereen zich aan zou melden als orgaandonor. Helaas zijn er nogal wat mensen die geen orgaandonor willen zijn (hun goed recht) en ook nogal veel mensen die er geen beslissing over willen nemen, of hun beslissing niet willen registreren. Dat laatste vind ik betreurenswaardig omdat het gevolg hiervan is dat onnodig veel mensen die een donororgaan nodig hebben dit niet krijgen. Nabestaanden worden vaak geconsulteerd over orgaandonatie en blijken meestal zeer terughoudend als de overledene zelf geen keuze heeft geregistreerd.

Ik ben geregistreerd als orgaandonor en mijn naasten weten dat. Als mijn naasten alsnog orgaandonatie zouden blokkeren zou ik ze met terugwerkende kracht willen vervloeken. Als mijn organen - op het moment dat ik ze niet meer kan gebruiken - iemands leven kunnen verbeteren; dan moet dat gebeuren. Voor mij is niet doneren ongeveer hetzelfde als mensen die een een donororgaan nodig hebben veroordelen tot langer lijden en soms zelfs de dood.

Geenstijl.nl heeft gepoogd een referendum te organiseren over de nieuwe orgaandonatiewet. Het mobiliseren van de tegenstanders van die wet was een tamelijk kansloze zaak. Het gaat immers grotendeels over de mensen die te beroerd zijn vijf minuten de tijd te nemen om hun wens geen orgaandonor te zijn even te registreren.

Wat is het probleem met de nieuwe wet?

Er zijn nogal wat mensen die vinden dat de organen van een overledene zonder uitdrukkelijke instemming van die overledene nergens voor gebruikt mogen worden. Dat is een fundamenteel juridisch standpunt waar ik wel enig begrip voor heb. Dat moet echter afgewogen worden tegen het doorlopende leed van potentiële ontvangers van een donororgaan. Mijn standpunt is dat de onwil of luiheid van de mensen die te beroerd zijn om hun keuze even te registreren niet opweegt tegen het belang van al die mensen die op een donororgaan wachten.

In een ideale wereld zou iedere burger gewoon even de moeite nemen om te registreren of hij/zij orgaandonor wil zijn. In onze wereld hebben we helaas een wet nodig die vastlegt dat organen van mensen die hun keuze niet willen registreren automatisch donor zijn.

vrijdag 1 juni 2018

Een tweede intercity station voor Utrecht?

Op 28 mei 2018 verschenen er berichten in het nieuws dat Utrecht een tweede intercity station zou moeten krijgen. Meer informatie in de Volkskrant, Nieuws.nl en het onderliggende rapport. Utrecht dreigt nog 46% voller te groeien dan het nu is en met zulke groeicijfers is niets doen onverstandig. Tegen die achtergrond klinkt een extra intercitystation wel goed. Als plaats voor het nieuwe intercitystation werd Lunetten genoemd. Ik viel bijna van mijn stoel. Wie die lokatie kent, of de moeite neemt 'm op een kaart op te zoeken zal vreemd opkijken.

Utrecht Lunetten is een wijkje met minder dan 12000 inwoners op ongeveer 1.8 km2 dat via slechts één weg verbonden is met de rest van de stad. Het heeft een onbeduidend stationnetje aan de spoorlijn Utrecht 's-Hertogenbosch. Aan de oostkant is Lunetten afgesloten door de A27 en landgoed (natuurgebied) Amelisweerd en aan de zuidkant door de A12. Het is zo ongeveer de allerlaatste plaats waar ik aan denk als er een plaats voor een nieuw intercity station gekozen moet worden.

Wie het weg- en spoorwegnetwerk in en rond Utrecht bestudeert zal beseffen dat Utrecht Centraal perfect in het midden van de stad ligt. Kan gewoon niet beter. Een tweede intercity station zou op flinke afstand daarvandaan in een belangrijk woon- of werkgebied moeten liggen om niet totaal overbodig te zijn. Dan komen eigenlijk alleen de nieuwbouwwijk Leidsche Rijn en de universiteitswijk De Uithof in aanmerking. Leidsche Rijn is geen knooppunt van spoorlijnen. Als daar een intercitystation nodig is, is het voldoende om op het bestaande station ook de intercitytreinen te laten stoppen. Je krijgt dan een station met dezelfde status als Rotterdam Alexander. Eenmalige kosten: bijna nul, terugkerende kosten: meer reistijd voor alle treinreizigers tussen Utrecht en Gouda. Misschien wegen die kosten op tegen opbrengsten, maar ik betwijfel het.

De Uithof ligt nogal ver uit de buurt van alle huidige treinverbindingen en het ligt ook niet op een plaats waar een doorgaande treinverbinding logisch is. Het is serieus lastig de spoorwegen aan de oostkant van Utrecht zodanig te verleggen dat je er een station in De Uithof mee kunt bedienen.

Wat is dan wel het probleem?

In de berichtgeving was ook sprake van de nieuwe tramlijn van Utrecht Centraal naar de universiteitswijk De Uithof. De aanleg van die tramlijn is flink vertraagd en het ziet er naar uit dat de capaciteit op de dag van ingebruikname al tekort zal schieten. Dat is natuurlijk een probleem, maar niet een waarvoor een intercity station in De Uithof een zinnige oplossing is. De Uithof trekt vooral verkeer uit Utrecht en wat omliggende plaatsen (Driebergen, Zeist, Houten, Bunnik, De Bilt, Bilthoven). Die omliggende plaatsen hebben (terecht) ook geen intercity station. Als de nieuwe tramlijn inderdaad te kort blijkt te schieten zijn er een aantal zaken die je moet overwegen:
  • Trams met een hogere capaciteit laten rijden (meer zit‑ / staanplaatsen door langere trams of dubbeldekker trams).
  • Capaciteit aanvullen met bussen (op dit moment gaat bijna alle personenverkeer naar De Uithof per lijnbus).
  • Spreiding van de vervoersvraag door niet alle activiteiten in De Uithof op hetzelfde moment van de dag te laten beginnen / eindigen.
  • Viersporig maken van de tramverbinding (in elk geval bij de haltes zodat twee trams in dezelfde richting er gelijktijdig kunnen staan).
  • Een tweede tramverbinding langs een andere route aanleggen (Biltstraat route).
Al met al lijkt het verhaal over een nieuw intercitystation een beetje een fundraiser. We vragen iets dat belachelijk duur is en vervolgens krabbelen we terug en eisen een extra tramlijn als compromis. Het kan werken, maar het is wel een kinderachtige manier om je zin te krijgen. Die indruk wordt alleen maar sterker als je het rapport inkijkt. Er wordt verlekkerd gekeken naar Amsterdam en Den Haag als steden met twee intercitystations. Maar dat is niet iets om jaloers op te zijn.
  • In Den Haag is dat historisch gegroeid in de tijd dat meerdere spoorweg­maat­schappijen in hevige concurrentie hun eigen lijnen en stations bouwden. Kapitalisme heeft daar tot een verre van optimaal resultaat geleid.
  • Het station Amsterdam Centraal is gebouwd aan het IJ wat tegenwoordig niet meer het centrum van de economische activiteiten is; het ligt daar inmiddels zo krap en decentraal dat er behoefte ontstond aan een tweede intercitystation (Amsterdam Zuid).
Den Haag en Amsterdam hebben veel meer inwoners dan Utrecht en ze zouden beide maar één intercitystation hebben als dat zo gunstig zou liggen als station Utrecht Centraal in Utrecht.

En als het huidige Utrecht Centraal die 46% vollere stad niet kan bedienen?

Dan moet je toch het uiterste doen om de capaciteit op de huidige locatie te vergroten. Zoals gezegd, Utrecht Centraal ligt op de perfecte plek in de stad. Utrecht is daardoor uitstekend bereikbaar per trein. Het zou eeuwig zonde zijn dat op te geven. Ringstructuren werken in het algemeen slecht voor OV netwerken (maar prima voor autowegennetwerken om de autosnelwegen de stadskern uit te duwen).

Het huidige Utrecht Centraal heeft op dit moment 16 sporen die langs perrons liggen (zie Sporenplan Utrecht; op Sporenplan.nl). Ruimte voor nog 4 perronsporen is eventueel te vinden door het busstation te verplaatsen naar een nieuw te bouwen verdieping (bijvoorbeeld boven de stationshal). Als 4 extra perronsporen onvoldoende is, zullen er sporen de hoogte of de grond in moeten. Dan zou je een station krijgen met op twee verdiepingen sporen en perrons en op een tussenverdieping de stationshal.

Dat lijkt wat op het Berlin Hauptbahnhof (voorheen Lehrter Bahnhof) in Berlijn. Daar hebben ze zelfs drie verdiepingen voor personen tussen twee verdiepingen met perrons en treinen (ondergronds voor treinen in de ene richting en ruim bovengronds voor treinen in de richting daar loodrecht op). Het geheel bevat een stuk of 100 roltrappen en veel liften, maar slechts 16 perronsporen voor de treinen (net als Utrecht Centraal nu). De Berliner Zeitung heeft er een indrukwekkende afbeelding van.

In Utrecht Centraal ligt het meer voor de hand alle perrons voor de treinen in dezelfde richting te leggen omdat de sporen allemaal in dezelfde richting lopen. Dat maakt de bouw waarschijnlijk eenvoudiger omdat de extra verdieping met sporen perron voor perron gebouwd kan worden. Het treinverkeer hoeft voor zo'n uitbreiding niet langdurig helemaal stilgelegd te worden.