dinsdag 31 januari 2017

Religieuze symbolen vs integratie

Journaliste Ebru Umar, schrijfster van kritische columns en tweets over Turkije, de Islam en de Turkse president Erdogan zat twee weken vast in Turkije als gevolg van de lange tenen en armen van deze Turkse president.

De meningen hierover zijn in Nederland sterk verdeeld. In Metro van dinsdag 26 april (op pagina 3) stonden FaceBook reacties die de standpunten van beide groepen duidelijk weergeven. De mensen met Nederlands klinkende namen (linker kolom) wensen Ebru Umar het beste toe, de mensen met niet Nederlands (Turks?) klinkende namen (rechter kolom) spreken schande van Ebru Umar en wensen haar vreselijke dingen toe. Er zaten nog net geen oproepen tot geweld tegen Ebru Umar bij, maar misschien heeft de redactie van Metro zulke reacties uitgesloten.

Voor deze lieden is ons grondrecht op vrije meningsuiting kennelijk ondergeschikt aan de lange tenen van Erdogan. Je mag in Nederland zeker zeggen dat je het met iemand niet eens bent. Sterker nog; ik zal dat recht altijd verdedigen. Maar wie zegt dat anderen dat recht niet mogen gebruiken gaat te ver. Wie de Nederlandse grondwet zo duidelijk niet respecteert hoort hier niet thuis en zou moeten overwegen te emigreren naar een land waar journalisten regelmatig voor hun leven moeten vrezen.

Uit het feit dat de meningen zo duidelijk verdeeld zijn blijkt wel dat de integratie van de derde generatie Turken in de Nederlandse samenleving niet erg lukt.

Hoe is het mogelijk dat integratie zo faalt?

Een van de mogelijke oorzaken kan zijn dat we het in Nederland maar accepteren dat groepen zich isoleren van de rest van de samenleving door kleding, religieuze symbolen en gedrag. Het dragen van religieus geïnspireerde kleding en symbolen heeft een lange traditie en stamt van ver voor de komst van Turkse gastarbeiders naar Nederland. Ik denk hierbij aan Christelijke symbolen (kruisjes aan kettinkjes, de behoorlijk verhullende kledij van nonnen). Dat verschilt niet echt van het dragen van hoofddoekjes of chador als teken van de Islam. Minder geaccepteerd is het dragen van kleding die het gezicht volledig bedekt. Dat geldt voor Boerka, maar net zo goed voor een integraalhelm (op momenten dat dragen daarvan niet verplicht is) en de puntmutsen van de Ku Klux Klan.

Het gebruik van zulke symbolen en kleding maakt het makkelijker om gelijkgezinde personen te herkennen en contacten met anderen te vermijden. Dat laatste is niet goed voor een samenleving zoals de onze waar goede samenwerking tussen personen van verschillende stromingen belangrijk is. Het lijkt mij dat veel religieuze (en ook niet religieuze) symbolen worden gedragen om contacten met andere personen te ontmoedigen en in sommige gevallen andere personen te intimideren.

Het in het openbaar dragen van (religieuze) symbolen en verhullende kleding is soms een uiting van minachting ten aanzien van de rest van de bevolking.

Met het dragen van onderscheidende kleding en symbolen in eigen kerk, club of vereniging heb ik geen probleem. In die situatie werkt het niet als middel om contacten met gelijkgezinden te bevorderen ten koste van die met anders gezinden. Maar op scholen, of door personeel in winkels, ziekenhuizen, enz. is het niet zo onschuldig. We zijn in Nederland heel terughoudend met het verbieden van zulke zaken, maar misschien moeten we daar veel minder terughoudend mee zijn.

Volgens het Europees hof van Justitie mogen werkgevers het zichtbaar dragen van politieke en religieuze symbolen verbieden. Deze vorm van discriminatie kan gerechtvaardigd zijn door het streven van de werkgever om een bedrijfsbeleid van religieuze en levensbeschouwelijke neutraliteit te handhaven. Kennelijk moet je daar als werkgever wel eerst een beleid voor formuleren.

Aanvulling 14 maart 2017

Het advies aan het Europees hof van Justitie is inmiddels een uitspraak geworden: EU-hof: werkgevers mogen hoofddoek verbieden (in de Telegraaf).
De uitspraak staat hier: An internal rule of an undertaking which prohibits the visible wearing of any political, philosophical or religious sign does not constitute direct discrimination.