dinsdag 27 september 2011

Fusies van universiteiten

In zijn column in NRC wetenschapsbijlage van 24-25 september 2011 beschrijft Piet Borst op treffende wijze hoe de nieuwe bestuurders van de UvA de macht van de hoogleraren hebben overgenomen en de hoogleraren (letterlijk) naar de tweede rang hebben gestuurd. In Amsterdam gaan de fusieplannen tussen de UvA en de VU voorlopig niet door, maar in het zuidwesten van de Randstad denderen fusieplannen tussen de Erasmusuniversiteit Rotterdam, de TU Delft (mijn werkgever) en de Rijksuniversiteit Leiden gewoon door. Zelfs de tweede kamer is tegen.

Buiten de Colleges van Bestuur van de betrokken universiteiten zie ik weinig animo voor deze plannen. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat deze professionele bestuurders zich hierdoor laten afremmen. Hier zitten immers personen bij die alleen te strikken waren voor een salaris dat rond, of zelfs boven de balkenendenorm ligt. Met technisch-wetenschappelijk werk is zo'n salaris niet realistisch. Deze bestuurders hebben een heel andere achtergrond en mede daardoor hebben ze weinig binding met de wetenschappelijke bestaansredenen van de universiteit. Het logisch gevolg is dat veel medewerkers van deze universiteiten zich niet goed vertegenwoordigd voelen door hun CvB.

Waarom dan die fusieplannen?

De grootste voorstanders denken er kennelijk (nog) beter van te worden.

Dat is een heel negatief standpunt van mij, maar ik geloof echt dat je integriteit niet zult vinden bij mensen die onfatsoenlijk veel verdienen, maar juist bij de mensen die voor een meer normaal salaris hun stinkende best doen.

Argumenten dat een grotere universiteit automatisch een betere universiteit zou zijn haalt Piet Borst perfect onderuit. De beste universiteiten in de USA zijn goed door zware selectie aan de poort, hoge collegegelden en wetenschappelijke staf van wereldfaam. Selectie aan de poort en verhoging van collegegelden worden niet gemakkelijk(er) in te voeren door een fusie, de kwaliteit van de wetenschappelijke staf verbetert er ook niet door en wereldfaam verpruts je het allersnelst als je de naam van je universiteit verandert.

Wat is de optimale grootte van een faculteit en een universiteit?

Er is een bepaalde omvang nodig om plenair onderwijs in collegezalen efficiënt te maken (en plenair onderwijs is gewoon het goedkoopst). Die omvang ligt ergens tussen de 25 en de 400 studenten. Is de groep kleiner, dan zijn er leukere vormen van onderwijs mogelijk bij vergelijkbare inspanning van de docenten. (Aan de TU Delft is de norm minstens 20 studenten.) Is de groep nog groter, dan past het allemaal niet meer in een collegezaal van redelijke omvang en wordt redelijk contact tussen studenten en docenten lastig.

In de Bacherlor-fase van een opleiding zijn de colleges veel massaler dan in de Masters fase. Dat komt doordat in de Masters-fase veel meer gespecialiseerde vakken voor (in totaal) iets minder studenten (wegens studiestakers) worden gegeven. Om binnen de optimale range te blijven moet een faculteit jaarlijks tussen de 100 en 400 nieuwe eerstejaars studenten binnenhalen.

Een universiteit bestaat uit een aantal faculteiten. Door universiteiten samen te voegen kunnen mogelijke enkele dubbele faculteiten samengevoegd worden, maar dat heeft alleen zin als deze "ongezond" klein zijn. De universiteiten van Rotterdam, Delft en Leiden zijn behoorlijk verschillend; de belangrijkste overlap is dat Rotterdam en Leiden beide medische opleidingen hebben en die lijken mij "gezond" van grootte. Met een fusie is hier weinig winst te halen.

Kunnen studenten vakken bij andere universiteiten doen?

Sommige vakken (vooral in de Masters-fase) zijn maar op één universiteit te volgen. Om deze vakken toegankelijk te maken voor studenten van andere universiteiten is een procedure nodig waarbij de eigen universiteit (van de student) bepaalt of het vak in de studie past en de andere universiteit zich bereid verklaart de student te ontvangen en te tentamineren. Hiervoor zal in de regel een vergoeding van de eigen universiteit naar de andere universiteit gaan (tussen de faculteiten binnen één universiteit werkt een soortgelijk systeem). Een fusie tussen de universiteiten is hiervoor niet nodig.

Hoeveel eerstejaars studenten hebben deze universiteiten nu?

De gegevens van 2011 zijn nog niet bekend, maar in Delta (het blad van de TU Delft) van 3 februari 2011 staat een handig overzicht van de jaren 2006 t/m 2010. Deze drie universiteiten hadden in deze periode jaarlijks tussen de 2000 en 4000 nieuwe eerstejaars studenten. De aantallen groeien naar elkaar toe. In 2010 liggen ze tussen de 2500 en 3500.

Rotterdam heeft 7 faculteiten, Delft 8 en Leiden heeft 7 faculteiten (waarvan één niet in Leiden; maar in Den Haag). Gemiddeld over de faculteiten is het aantal eerstejaars studenten dus ongeveer optimaal. Gemiddelden zeggen niet alles. Sommige faculteiten zullen misschien wel het dubbele aantal scoren en andere minder dan de helft. Die grotere moet je dus zeker niet samenvoegen en die kleinere bestaan vast maar bij één van deze universiteiten.

If it ain't broke; don't fix it!

Laten de bestuurders van onze universiteiten zich alsjeblieft bezig houden met zaken die bewijsbaar in het belang van de eigen universiteit zijn. Op een extra bestuurslaag met misschien wel nog hoger betaalde bobo's zitten wij niet te wachten. En laten we bij vervanging van bestuurders (bij gelijke geschiktheid) kiezen voor de man of vrouw die voor wat minder geld dit bestuurswerk wil doen.

maandag 5 september 2011

Ernstige brandwonden in verzorgingstehuizen en inrichtingen

Recentelijk gebeurde het voor de zoveelste keer dat een patient in een verzorgingstehuis of psychiatrische inrichting ernstige brandwonden opliep door vreselijk heet badwater. Enkele persberichten over dit recente geval staan op de web site van De Limburger en op Skipr.nl. Ook in dit geval wordt er gewezen naar personeel dat de regels niet goed heeft gevolgd.

Het lijkt redelijk van verzorgers te verlangen dat ze de temperatuur van het water controleren voordat ze de patiënt er aan blootstellen. Maar doordat thermostaatkranen gebruikt worden zal die temperatuur in vrijwel alle gevallen goed zijn. Immers, alleen als iemand (anders) die kraan op een veel hogere temperatuur heeft laten staan kan het fout gaan. Je kunt van mensen niet verwachten dat ze dit soort controles zorgvuldig blijven uitvoeren als het bijna nooit nodig blijkt.

Hoe lossen we dit op?

We moeten ervoor zorgen dat de verzorgers een niet-te-missen signaal krijgen als de temperatuur van het water gevaarlijk hoog is. Daarbij kun je natuurlijk allerlij mooie elektronische oplossingen bedenken, maar het kan heel eenvoudig en betaalbaar.

Al minstens 25 jaar geleden las ik in het elektronica tijdschrift Elektuur een advertentie voor stickers die je kon plakken op onderdelen die heet kunnen zijn. Alleen boven een bepaalde temperatuur werd een tekst leesbaar ("Hot" of iets dergelijks). De sticker is bedrukt met twee soorten inkt. Bij kamertemperatuur hebben die dezelfde kleur. Boven een bepaalde temperatuur verandert een van die inktsoorten van kleur. Dit proces is reversibel; als de temperatuur weer daalt wordt de tekst weer onzichtbaar.

Nog eerder had ik in mijn tienerkamer een gaskachel (Pelgrim Bambino) die gecoat was met emaille met een kleur die afhankelijk was van de temperatuur. Bij kamertemperatuur was de kleur ergens tussen rood en oranje. Bij hogere temperaturen veranderde de kleur richting paars. Je kon aan de kleur prima zien welke delen van de kachel je veilig kon aanraken.

Het moet toch mogelijk zijn zo'n kleurstof te gebruiken in de coating van een badkuip of douchebak? Dan kun je aan de kleur van je bad of douchebak zien hoe heet het water is. Natuurlijk hoeft niet het hele oppervlak van badkuip of douchebak te verkleuren. Een strook van 10cm breed is ook goed.

Hoe voeren we dat in?

Het vervangen van alle badkuipen kost veel tijd en geld. Bovendien moeten we eerst de fabriekanten van dit sanitair overtuigen dat er een markt voor is. In de tussentijd kunnen we werken met waterbestendige stickers. Die kunnen zowel op de uitloop van de thermostaatkraan als op de binnenzijde van de badkuip of douchebak geplakt worden.

Stickers die verkleuren met de temperatuur worden nog steeds geproduceerd. Er zijn zelfs verkleurende stickers om op je koffiemok te plakken. Deze zijn kennelijk vaatwasserbestendig; dus ook wel geschikt voor in de badkamer. Ze veranderen van kleur tussen de 40°C en 45°C. Precies goed dus. Een andere fabriekant maakt plastic dekseltjes voor koffiebekers die verkleuren bij 48°C. Dat is wat hoog, maar bij de echte fouten is het in het meestal ook héél erg fout; dus dan waarschuwt dat pigment ook wel.

Kortom; de techniek is er; nu nog de wil. Desnoods moet een benadeelde (of nabestaande daarvan) maar een proces wegens nalatigheid aanspannen. Het is gewoon een kwestie van stickers bestellen, aanbrengen en het personeel uitleggen waar die stickers voor dienen.

Correcties

Web adres van pagina in de web site van smartlid.com aangepast.
Web adres van de verkleurende stickers voor koffiemok aangepast.